In 1984 werd het HoBe geconfronteerd met een aantal fundamentele uitdagingen die het voortbestaan van de DSHC enigszins zouden kunnen ondermijnen. Het hockey op zowel Nationaal als Internationaal niveau was meegegaan in de vaart der volkeren en dat had z'n weerslag op hoe wij hier lokaal mee om moesten gaan.
De kern van de vraag die moesten beantwoorden was of we wel of niet het
landskampioenschap van 1958 nog een keer wilden laten herleven.
Anders geformuleerd: Wat moest er gebeuren om weer in Hoofdklasse mee te draaien
en een serieuse gooi naar het kampioenschap te gooien?? Konden wij lering
trekken van Michiel Klei's ambitieuze Dames 1 plan? Nee, we hadden meer nodig
dan gebakken lucht.
Al gauw kwamen we tot de conclusie dat naast het oprichten van de Stichting
Tophockey en deVereening Oud Leden DSHC, er ook infrastructrureel iets moest
gebeuren. We moesten de beschikking krijgen over kunstgras, daar er meer en meer
hockeyclubs over dit fenomeen de beschikking kregen en wij toch wel de nadelige
gevolgen van het trainen en spelen op een weiland begonnen te merken. Niet
alleen bleef onze technische en tactische ontwikkeling van het spel stagneren,
maar ook ons vermogen om nieuw talent aan te trekken werd steeds zwakker.
Hoe kom je aan kunstgras als een financieel slecht bemiddelde vereniging als de
DSHC? Zelfs de zojuist geïntroduceerde zand-ingestrooide velden, die
aanmerkelijk goedkoper in aanleg waren dan de traditionele watervelden, bleken
buiten onze budgettaire mogelijkheden te vallen. Velden huren (1) bij andere
verenigingen was een optie voor de korte termijn, maar zeker nier houdbaar op de
lange termijn en ook niet wenselijk als we als vereniging ook gezelligheid
nastreefden.
Gelukkig hadden we goede contacten met het College van Bestuur van de TH (of was het al een TU (2) ? ) opgebouwd en tijdens een borrel spraken we met de voorzitter, C de Hart, over het creëren van meer geavanceerde sportfaciliteiten op de sportstichting om zo meer talent naar Delft te trekken, een beetje naar het Amerikaanse campus model. Die suggestie werd zeer welwillend ontvangen en aan ons werd het verzoek gedaan een haalbaarheidsstudie te doen voor een kunstgras veld. Makkelijker gezegd dan gedaan. Waar haal je de expertise en informatie vandaan om zoiets te produceren.? De jaarvergadering van de KNHB in het Amsterdamse Okura Hotel bleek een uitkomst te bieden, alhoewel de traditionele laatste vraag bij de rondvraag helaas niet kon verhullen dat ook het Bondsbestuur niet ter zake deskundig was of er nu 3 of 4 verlichtingsmasten rond een hockeyveld moesten worden geplaatst.
Met behulp van de Nederlandse Heidemij en een kunstgras fabrikant zijn de aan
de slag gegaan om een Techno-economisch onderbouwd voorstel naar het CvB te
sturen, binnen de wandelgangen van de TH beter bekend als het zgn. Kunstgras
Rapport der DSHC. Het koste een aantal HoBe leden wat studiepunten, maar na
circa een half jaar was het ei gelegd. Dit rapport sloeg in als een bom en werd
tegelijkertijd gebruikt om een aantal politieke rekeningen binnen het CvB en de
dienst studenten zaken te vereffenen.
Het CvB heeft vervolgens circa 2 jaar nodig gehad om de interne besluitvorming rond te krijgen (financiering was toen nog niet een beperkende factor) en in 1987 werd aangekondigd dat de TU als eerste academische instelling binnen Nederland een kunstgrasveld ging laten aanleggen. Aldus geschiedde.
Inmiddels, vanaf 2007, liggen er 3 velden waarvan één een semi-waterveld.
De infrastructuur voor tophockey ligt er inmiddels, blijft slechts de vraag
wanneer we nu eindelijk weer eens landskampioen gaan worden. Misschien toch maar
buitenlanders aankopen en daarmee Rotterdam, HGC, KZ en Amsterdam naar de kroon
steken.
Who knows, time will tell.
Robert Willemsen
President HoBe '84-'85
(1) Reeds in het seizoen 1978-79 trainden heren 1 en 2 op het kunstgras van
Zoetermeer. De spelers betaalden deze trainingsmogelijkheid (wekelijks) zelf
middels een hoofdelijke omslag van 3 gulden per persoon per training.
Tegenstander Zoetermeer was in eerste instantie afhoudend op de vraag over de
huurbaarheid van hun kunstgrasveld. Het veld was in hun optiek reeds continu
bezet. Echter voldoende voor hun medewerking was onze opmerking:
"Meneer, wij
zijn studenten en kunnen dus altijd: 7 dagen in de week en 24 uur per dag. Wat
dacht U van maandagnacht van 2 tot 3 uur ?!"
(2) De laatste TH diploma's werden in 1986 uitgereikt.
Gastenboek Sportcentrum 25 jaar met hockeybestuur uit 1984